Duurzaamheid als kompas in een onstabiele wereld
Auteur: Pim Rossen , Marc-Jan Reumers | Beeld: Ricky Booms | 27-08-2024
De wereld waarin bedrijven opereren, is fundamenteel aan het veranderen. Tussen pakweg 1990 en 2015 konden ondernemingen profiteren van groeiende markten, technologische vooruitgang en – mede dankzij het ‘einde’ van de Koude Oorlog – relatieve geopolitieke rust en consistente toekomstbeelden. Die stabiele wereld is in rap tempo aan het verdwijnen door samenkomende geopolitieke, ecologische en sociale uitdagingen. Ze komt voorlopig ook niet meer terug, met name door de verschuiving van globalisering naar islandization ofwel eilandvorming. In het researchrapport From Globalization to Islandization beschrijft Kearney dit als het fenomeen waarbij nationalisme terrein wint in belangrijke economieën over de hele wereld, wat leidt tot drastische protectionistische maatregelen en verminderde wereldwijde economische stromen. Denk aan de wederzijdse importheffingen tussen China en de Verenigde Staten. Of aan de subsidies voor groene industrieën en energieproductie van Joe Biden en de European Green Deal als reactie daarop. Te midden van toenemende geopolitieke spanningen en economische onzekerheid richten veel regeringen zich niet langer op de voordelen van mondiale samenwerking, concludeert ook het Munich Security Report 2024. Dit rapport naar aanleiding van de Munich Security Conference, een jaarlijkse internationale topconferentie over veiligheid, meldt dat regeringen vooral willen voorkomen dat zij ‘slechter af zijn’ dan anderen.
Denken in scenario’s
Tegen deze achtergrond kunnen bestuurders het zich niet langer permitteren om af te wachten wat de ontwikkelingen in de wereld voor hun bedrijfsvoering betekenen. Om geen willoze speelbal te worden in een diffuse, onstabiele wereld, doe je er als bestuurder goed aan zelf een leidende, visionaire rol te pakken. Waar en waarin ga je investeren? Met wie werk je samen en met wie niet? Daarbij moeten bestuurders zich realiseren dat elke keuze per definitie politiek is, omdat al die eilandjes nu eenmaal als politiek statement te interpreteren zijn. Dat is echt een verschil met 15 of 20 jaar geleden, toen ceo’s veel sterker konden koersen op een globaal gedeeld kapitalistisch wereldbeeld.
Nu is het noodzakelijk veel sterker in scenario’s te denken. Welke manoeuvreerruimte heb je als de supply chain door een staatsgreep (of door klimaatverandering) hapert? Moet je nog een fabriek in de Verenigde Staten neerzetten nu de kans bestaat dat Trump wordt herkozen? Zal zijn regering een stop zetten op migratie, terwijl jij die migranten nodig hebt om het werk te doen? Politieke ontwikkelingen gaan hoe dan ook meer invloed krijgen op hoe bestuurders kunnen managen. Bestuurders die ‘draaiboeken’ voor verschillende scenario’s klaar hebben liggen, zullen daar juist in deze onzekere tijden bedrijfsmatig voordeel uit halen en persoonlijk genieten van extra houvast.
Helder kompas
Naast het denken in scenario’s zullen bestuurders veel meer dan voorheen een helder kompas moeten hebben over waar ze als bedrijf voor staan en wat ze willen bereiken. Wij denken dat duurzame visie en ambities de kern van dat kompas kunnen en moeten zijn, want in die diffuse wereld is één ding helder en blijvend: er ligt een heel grote opdracht op het gebied van duurzaamheid. Dat is niet alleen een wetenschappelijk feit. Er is ook aangetoond dat duurzame investeringen een groter economisch nut hebben voor de maatschappij dan afwachten, en dat niets doen grote risico’s met zich meebrengt. In een wereld met eilandvorming kan de focus op duurzaamheid bovendien zorgen voor een stabiele bedrijfskoers met een langetermijnperspectief.
Dat er groeiende kansen zijn in duurzaamheid, blijkt ook uit Kearney’s FDI Confidence Index 2024. Buitenlandse en binnenlandse investeringen in duurzame en veerkrachtige infrastructuur, hernieuwbare energie en technologieën die de achteruitgang van het milieu tegengaan zijn voor veel overheden prioriteit, blijkt uit dit rapport. Dat is een goede basis voor een vruchtbare privaat-publieke samenwerking, want bedrijven en overheden hebben elkaar nodig om duurzaamheid te stimuleren. Omdat niet alle overheden bereid zijn te helpen bij het maken van lastige keuzes, is het des te belangrijker dat bestuurders zelf actief op zoek gaan naar partners zoals andere bedrijven en welwillende overheden. Samen kunnen ze bijvoorbeeld inzetten op de snelle ontwikkeling van een nieuwe technologie in een bepaalde sector. Zo kunnen bestuurders, elk op basis van het eigen kompas, samen het lokale, nationale of zelfs internationale kompas richting geven. De overheid kan daarbij helpen door het aanbieden van investeringsstimulansen – zoals belastingvoordelen, subsidies of speciale economische zones – of simpelweg door het coördineren van de samenwerking tussen meerdere bedrijven in die sector.
In de schijnwerpers
Veel bestuurders zijn gewend om in alle luwte informeel zaken te doen met overheden. Dat is gezien het publieke debat over de rol van bedrijven niet meer opportuun of vanzelfsprekend. Bestuurders staan steeds vaker in de schijnwerpers, ook zonder dat ze daarvoor kiezen. Door hierop voorbereid te zijn en een positief verhaal te hebben, kunnen ze daar juist gebruik van maken. Duurzame investeringen bieden daarbij enorme kansen om de kloof tussen bedrijven enerzijds en samenleving en politiek anderzijds te overbruggen. Sterker nog: het is een noodzakelijkheid. Het is wat van leiders vandaag de dag wordt gevraagd. Het goede nieuws is dat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Voorbeelden van publiek- private samenwerking zijn er volop. Denk aan initiatieven als invest.nl en aan de wetenschapsparken als de High Tech Campus Eindhoven, het Delft Technology Park, het Leiden Bio Science Park of de communities rond universiteiten van Twente en Wageningen. Ook de recente aankondiging van pensioenfondsen dat ze meer geld in de energietransitie willen investeren, biedt kansen. Bestuurders kunnen hierbij aansluiten, mits ze uit hun ivoren toren komen en zich verdiepen in de eigen achtertuin. Welke initiatieven zijn er al? Wie zijn de peers waarmee je kunt samenwerken om snel een kantelpunt te bereiken? Wie moet je spreken bij de overheid? Het is niet langer genoeg om een intern clubje mensen eropuit te sturen om contacten te leggen. Bestuurders moeten zelf op veel meer plekken en in veel politieke arena’s aanwezig zijn. Ze zullen bewust tijd en aandacht moeten besteden aan de manier waarop ze met andere bedrijven en met politici op alle niveaus – internationaal, Europees, regionaal, lokaal – om willen gaan.
Winning asset
Let wel: we doelen nadrukkelijk niet op het inzetten van (nog meer) lobbyisten. We doen juist een oproep aan bestuurders om zich persoonlijk te engageren met en in de verschillende samenlevingen waarin hun bedrijf opereert. Het is niet genoeg om lid worden van de plaatselijke Rotary of in het bestuur te gaan zitten van het regionale museum of de voetbalclub. We roepen op om (weer) leiderschap voor de publieke zaak te pakken en als het ware terug te keren naar de rol die bedrijven vroeger in het publieke domein speelden. De afgelopen 20 jaar zijn bedrijven als het ware op de bagagedrager van de overheid gaan zitten. Nu de overheid een minder stabiele factor wordt, moeten bestuurders bereid zijn weer zelf het stuur in handen te nemen. Het vermogen om integraal te besturen, wordt waarschijnlijk zelfs een winning asset. Hoe beter je als bedrijf die publieke rol speelt, hoe meer talent bij je wil werken, hoe beter je toegang tot grondstoffen et cetera.
Een goed voorbeeld hiervan is de intentieverklaring tussen ASML en de gemeente Eindhoven om samen te onderzoeken of de techgigant zijn verwachte expansie rondom Veldhoven kan blijven huisvesten. Intussen neemt ASML z’n verantwoordelijkheid al door projectontwikkelaars in Veldhoven te gaan helpen bij de bouw van betaalbare huizen in de regio Eindhoven, ter ‘compensatie’ van de woningen die door haar internationale medewerkers worden bezet. Een ander voorbeeld van het leiderschap dat we meer willen zien is de Antwerp Declaration for a European Industrial Deal, waarin 73 industrieleiders uit bijna 20 sectoren pleiten voor een duidelijk en voorspelbaar Europees industriebeleid, met de nadruk op concurrentievermogen, veerkracht én duurzaamheid. Dit is nodig, zo stellen ze, om als regio stand te houden in het wereldwijde speelveld met die ontwikkeling van globalisation naar islandization. Zo hopen ze met onder andere een Clean Tech Deployment Fund van Europa een wereldwijd concurrerende energieleverancier te maken. Deze leiders realiseren zich dat het niet alleen voor de maatschappij noodzakelijk is om op het gebied van duurzaamheid de benodigde stappen te maken, maar dat het ook een voorwaarde is om op termijn als bedrijf succesvol te kunnen zijn.
Dit essay is gepubliceerd in Management Scope 07 2024.